Mijn tweede gesproken zin vandaag.
Mijn dag verliep al goed, de druk op mijn borst was weer hoog toen ik in de boekhandel was – het gevoel van enkele jaren geleden blijft terugkomen, ook al is het zaterdag en kan niemand aan me zien dat ik me als een zieke voel, iedereen mag boeken zoeken op zaterdag – maar daar leer ik mee te leven en ik weet dat die vermindert als ik mensen zie die ik niet ken.
Gewoon boodschappen doen in Delhaize, ook al katapulteert me dat wel meer in de tijd dat ik alleen dit kon. De mist in mijn hoofd, geen structuur, niet weten wat te kopen zonder lijstje.
Aan de kassa staat het kleine meisje. De lieve dame die niet zo groot geworden is. Geen dwergje (het woord dwerg stoort me, en lijkt me een groot lelijk wezen, dan liever dwergje) want alles aan haar is proportioneel: ze is kleiner dan mijn dochter van acht, en fijner van bouw. Ze staat aan kassa 1 en is altijd goedgemutst. Gemotiveerd en vriendelijk is ze.
De klanten voor me sparen niet voor het Xandres linnen. Ik krijg hun zegeltjes. “Dank u, ik spaar die voor mijn moeder”, is mijn dank. Het meisje aan de kassa: “Nu hebben ze weer alles van plaats veranderd”.Blijkbaar zit een kortingcode nu op een ander stukje van het scherm. “Het houdt je wakker”, zeg ik. “In de winkel liggen dingen ook soms niet meer waar ze lagen, en dan winkelen we langer.” Het meisje: “Maar dan kan ik zo snel niet werken”. Gemotiveerd en vriendelijk.
“Spaarzegeltjes, mijnheer? Stomme vraag, natuurlijk wilt u er nog.” Vriendelijk lachje. “Uw rekening, en nog een fijne dag”.
“U ook” (fijn klein gemotiveerd meisje)
Geef me meer van die kleine momentjes. Dwergjes van gevoel.